De dichtvlakken moeten schoongemaakt worden, eventuele oude resten van dichtingsmaterialen verwijderen. Let erop dat bij gebruik van messen of krabbers geen beschadigingen ontstaan op de dichtvlakken. Op ronde flenzen moet in de omgaande richting gewerkt worden, op hoekige flenzen altijd in de langsrichting. Hierdoor wordt voorkomen dat eventuele krassen in de radiale richting ontstaan.
Eventueel aanwezige beschadigingen op de dichtvlakken moeten met metaalpasta gerepareerd worden. Voor gebruik van dichtingspasta moet altijd eerst contact opgenomen worden met de fabricant, aangezien maar weinig dichtingspastas als dichtingshulpmiddel geschikt zijn in combinatie met de moderne asbestvrije dichtingen. Andere dichtingshulpmiddelen (zoals bv grafietspray) mogen niet gebruikt worden, aangezien daarmee de dichtingswrijvingscoëfficient wordt verlaagd en de dichting mogelijk beschadigd wordt. De flenzen moeten gecontroleerd worden op de paralleliteit en vlakheid en eventueel gerepareerd worden.
De dichtingen moeten voor de inbouw op scheuren, oppervlaktebeschadigingen en maatnauwkeurigheid gecontroleerd worden. Wanneer dichtingen met schroefgaten worden toegepast, moet eerst het gatenpatroon vergeleken worden met de flens, zodat zeker gesteld is dat de flensdichting past. Wanneer dit niet past, kunnen de gaten in de dichting met hiervoor geschikte gereedschappen (gatenpons, geschikte messen, etc) vergroot worden. Het is niet toegestaan om schroeven in de dichting te draaien of met geweld er door heen te steken, omdat hierdoor scheuren kunnen ontstaan waardoor de afdichting niet meer gegarandeerd kan worden.
De schroeven moeten voor de inbouw gecontroleerd worden. Ze moeten makkelijk in te draaien zijn, anders moeten nieuwe schroeven gebruikt worden. Om het indraaien te vergemakkelijken wordt aangeraden de schroeven en moeren te oliën, zodat de wrijving zo klein mogelijk gehouden wordt.
Het aandraaien van de schroeven gebeurt met een kruis en moet in drie doorgangen gebeuren. In eerste instantie wordt met ca. 50%, dan met ca. 80% en tot slot met 100% van het draaimoment aangedraaid. Om een zo goed mogelijke gelijkmatigheid te bereiken wordt het gebruik van een draaimomentsleutel nadrukkelijk aangeraden. Het nadraaien van de dichting na de eerste temperatuurophoging door gebruik wordt aangeraden.
Voor het vinden van de juiste aandraaimomente verwijzen wij naar de technische informatie van de schroevenfabricanten.